De natuur reikt verder dan de toppen van de bomen

De natuur reikt verder dan de toppen van de bomen

Mijlpalen in de sterrenkunde

De sterrenkundige heeft als taak om objecten in het heelal te bestuderen, te beschrijven en te verklaren. Het verhaal van de sterrenkunde wordt gekenmerkt door een lange reeks van mijlpalen. De technologische vooruitgang heeft daaraan een belangrijke bijdrage geleverd.

Eudoxus van Knidos (408-355 v. Chr.)

Eudoxus was een Griekse denker die in Athene bij de filosoof Plato studeerde. Later in zijn leven bedacht hij de theorie van de kristallen sferen, de eerste wetenschappelijke poging om de waargenomen bewegingen van sterren en planeten te verklaren.

Mijlpaal:

Volgens Eudoxus stond de aarde in het middelpunt van het heelal. En het heelal bestond uit een reeks doorzichtige, kristallen sferen (bollen) waaraan de sterren en planeten bevestigd waren.

Claudius Ptolemaeus (ca. 120-180)

Claudius woonde tijdens het hoogtepunt van het Romeinse Rijk in Alexandrië (Egypte). Hoewel eer weinig over het bekend is, wordt hij wel de ‘vader van de sterrenkunde’ genoemd. Het idee dat de aarde in het middelpunt van het heelal staat, wordt vaak het stelsel van Ptolemaeus genoemd.

Mijlpaal:

Ptolemaeus schreef een samenvatting van de Oudgriekse sterrenkunde, de ‘Almgest’. Dit boek vormde gedurende meer dan duizend jaar de basis voor bijna al het sterrenkundig onderzoek.

Al-Soefi (903-986)

Al-Soefi was een Perzisch edelman en een van de belangrijkste sterrenkundigen van zijn tijd. In zijn prachtig geïllustreerde ‘Boek van de vaste sterren’ stonden de posities en helderheden van meer dan duizend sterren.

Mijlpaal:

Tijdens de Middeleeuwen leefde de sterrenkunde voort in het Islamitische Rijk. Onze kennis van de werken van Ptolemaeus is geheel te danken aan Arabische vertalers.

Nicolaus Copernicus (1473-1543)

Copernicus was een Pools sterrenkundige en theoloog. Tegen het einde van zijn leven publiceerde hij een spectaculair nieuw wereldbeeld, dat het stelsel van Ptolemaeus zou vervangen.

Mijlpaal:

Copernicus verwijderde de aarde van haar traditionele plaats in het middelpunt van het heelal. Deze plek was voortaan voor de zon gereserveerd. Het stelsel van Copernicus werd als een ware revolutie beschouwd. Vooral in kerkelijke kringen werd het echter sterk afgekeurd.

Galileo Galileï (1564-1642)

Galileï was een Italiaanse geleerde en sterrenkundige die achter de theorie van Copernicus stond. Het gevolg was dat hij voor een kerkelijke rechtbank moest verschijnen. De laatste jaren van zijn leven was hij praktisch gesproken een gevangene.

Mijlpaal:

Galileï maakte als een van de eersten gebruik van een sterrenkundige lenzenkijker. Hij deed verschillende belangrijke ontdekkingen, waaronder de bergen op de maan, de schijngestalten van Venus en de vier grootste manen van Jupiter.

Isaac Newton (1642-1727)

Newton was professor in de wiskunde en een groot geleerde. Volgens een verhaal zou hij de theorie van de zwaartekracht hebben bedacht, toen hij een appel uit de boom zag vallen.

Mijlpaal:

De theorie van de zwaartekracht verklaarde waarom appels vallen, maar ook waarom de planeten om de zon draaien. Newton stelde de natuurwetten op die van toepassing zijn op de beweging van een voorwerp in de ruimte. Ook experimenteerde hij met optiek, hij splitste zonlicht tot een spectrum, en ontwierp een spiegeltelescoop.

Edmond Halley (1656-1742)

Halley was een van de eerste sterrenkundig die officieel in dienst waren van de Britse regering. Toen hij jong was, reisde hij naar het verre eiland St. Helena, om van daaruit de sterren van het zuidelijk halfrond in kaart te brengen.

Mijlpaal:

Halley voorspelde van de terugkeer van de periodieke komeet die nu zijn naam draagt. Zijn onderzoek bevestigde het idee dat sterrenkunde een exacte wetenschap is, die zeer nauwkeurige voorspellingen kan doen.

William Herschel (1738-1822)

Herschel werd geboren in Hannover (Duitsland), maar verhuisde naar Engeland, waar hij aanvankelijk als musicus werkte. Zijn interesse in de sterrenkunde bracht hem ertoe zelf telescopen te ontwerpen en te bouwen.

Mijlpaal:

Herschel werd beroemd door zijn ontdekking van de planeet Uranus in 1781. Tot op de dag van vandaag wordt hij beschouwd als één van de belangrijkste sterrenkundigen. Door de melkweg te bestuderen, wist Herschel de grootte en vorm van ons melkwegstelsel tamelijk nauwkeurig te bepalen.

Joseph von Fraunhofer (1787-1826)

Fraunhofer was een wees die uiteindelijk zou opklimmen tot directeur van een wetenschappelijk instituut in Duitsland. Hij was een opticien die enkele van de beste telescooplenzen ter wereld heeft gemaakt.

Mijlpaal:

Fraunhofer ontdekte en bestudeerde de donkere absorptielijnen in het zonnespectrum. Deze lijnen worden nu de Fraunhofer-lijnen genoemd. Ze stellen geleerden in staat om vast te stellen welke scheikundige elementen er in de zon (of een andere lichtbron) zitten.

Planeet Neptunus

Neptunus is het eerste hemellichaam waarvan het bestaan op wiskundige wijze is voorspeld. Uiteindelijk werd de planeet in 1846 met een telescoop ontdekt door de Duitse sterrenkundige Johann Galle.

Mijlpaal:

De ontdekking van Neptunus was het gevolg van het steeds betere begrip dat sterrenkundigen van het heelal hadden. In navolging van het werk van Newton en Halley was men in staat om steeds nauwkeurigere voorspellingen te doen over de bewegingen van hemellichamen.

William Huggins (1824-1910)

Huggins was een Engels sterrenkundige die in Londen een eigen sterrenwacht had. Hij was pionier op het gebied van sterspectroscopie (onderzoek aan de spectra van sterren).

Mijlpaal:

Huggins bestudeerde het licht van vele verschillende sterren. Dankzij dit onderzoek kon hij aantonen dat sterren uit dezelfde scheikundige elementen bestaan die we ook op aarde aantreffen. Ook ontdekte hij dat sommige nevels uit gas bestaan.

Giovanni Schiaparelli (1835-1910)

Schiaparelli was een Italiaans sterrenkundige die directeur werd van de Brera sterrenwacht in Turijn. In 1877 kwam hij in het nieuws toen hij beweerde een netwerk van ‘kanalen’ op Mars te hebben gezien.

Mijlpaal:

Schiaparelli’s bekendste ontdekking was een vergissing, maar ze wakkerde wel de belangstelling voor de sterrenkunde aan. In 1866 bewees hij dat bepaalde meteoorzwermen de restanten van kometen zijn.

Ejnar Hertzsprung (1873-1967) en Henry Russell (1877-1957)

Hertzspring en Russell waren twee sterrenkundigen die onafhankelijk van elkaar het verband tussen de kleur en de temperatuur van sterren ontdekten.

Mijlpaal:

Het Hertzspring-Russell-diagram (HRD) laat het verband zien tussen oppervlaktetemperatuur en kleur. In het HRD staan alle sterren, van de kleinste dwergen tot de grootste superreuzen. De meeste sterren staan echter op de ‘hoofdreeks’, die van linksboven naar rechtsonder loopt.

Arthur Eddington (1882-1944)

Eddington werd geboren in het noorden van Engeland en werd later professor in de sterrenkunde te Cambridge. Hij onderzocht het ontstaan van sterren, en schreef wetenschappelijke boeken voor een breed publiek.

Mijlpaal:

Eddington beschreef als eerste hoe sterren in elkaar zitten. De zwaartekracht (die het hete gas binnen trekt) en de gas- en stralingsdruk (die het gas naar buiten drukken) zijn precies met elkaar in evenwicht.

Harlow Shapley (1885-1972)

Shapley was een Amerikaanse sterrenkundige doe lang directeur van de Harvard sterrenwacht is geweest. Hij gebruikte veranderlijke sterren als ‘bakens’ om de afstanden van bolvormige sterrenhopen te berekenen.

Mijlpaal:

Shapley gaf als eerste een nauwkeurige schatting van de vorm en grootte van het melkwegstelsel. Hij toonde bovendien aan dat de zon heel ver van het galactisch centrum staat.

Cecilia Payne-Gaposchkin (1900-1979)

Cecilia werd geboren in Engeland, maar werkte lang bij de Harvard Sterrenwacht in de V.S. Ze wordt door veel mensen gezien als de belangrijkste vrouwelijke sterrenkundige tot nu toe.

Mijlpaal:

Door de spectra van veel verschillende sterren te onderzoeken, kon Payne-Gaposchkin aantonen dat alle sterren op de zogenoemde hoofdreeks (de zon bijvoorbeeld) bijna geheel uit de scheikundige elementen waterstof en helium bestaan.

Edwin Hubble (1889-1953)

Hubble was een Amerikaans advocaat die pas later sterrenkundige is geworden. Hij toonde aan dat de Andromedanevel geen onderdeel van ons eigen melkwegstelsel is, maar een apart sterrenstelsel.

Mijlpaal:

Door te bewijzen dat sommige hemelobjecten buiten het melkwegstelsel staan, toonde Hubble het bestaan van andere sterrenstelsels aan. Hij ontdekte ook dat het heelal steeds groter wordt.

Albert Einstein (1879 – 1955)

Einsten was een Duits-Zwitsers-Amerikaanse theoretisch natuurkundige. Hij wordt algemeen gezien als een van de belangrijkste natuurkundigen uit de geschiedenis, naast Isaac Newton en James Clerk Maxwell.

Mijlpaal:

Einstein werd vooral bekend vanwege de twee relativiteitstheorieën: de speciale relativiteitstheorie van 1905 en de algemene relativiteitstheorie van 1915 en volgende jaren, die de speciale relativiteitstheorie uitbreidt door ook plaats in te ruimen voor de zwaartekracht. Hij wordt vaak samen met Max Planck beschouwd als de vader van de moderne natuurkunde.

Georges Lemaïtre (1894-1966)

Lemaïtre was een Belgisch wiskundige die in Groot-Brittannië en de V.S. werkte. Zijn werk had een grote invloed op de manier waarop sterrenkundigen over het heelal denken.

Mijlpaal:

Lemaïtre is de bedenker van de oerknal-theorie, die het ontstaan van het heelal beschrijft. Volgens deze theorie is alle materie en energie in één grote klap ontstaan. De theorie verklaart onder meer waarom de meeste sterrenstelsels van ons af lijken te bewegen.

Karl Jansky (1909-1949)

Jansky was een Amerikaans radiotechnicus. Toen hij het probleem van ruis en storingen tijdens radio-uitzendingen trachtte op te lossen, ontdekte hij dat er uit het heelal ook radiostraling komt.

Mijlpaal:

Zonder zich daarvan bewust te zijn. ontdekte Jansky de basistechnieken van de radiosterrenkunde. Dankzij zijn onderzoek kunnen sterrenkundigen nu gegevens verzamelen uit en ander gedeelte van het elektromagnetische spectrum dan het zichtbare licht.

Fred Hoyle (1915-2001)

Hoyle, een Brits sterrenkundige, die beroemd is geworden door zijn theorie dat het leven op aarde is ontstaan uit bacteriën uit de ruimte, die hier met kometen terecht zouden moeten zijn gekomen.

Mijlpaal:

Hoyles belangrijkste onderzoek had te maken meet de kernreacties die zich afspelen in het inwendige van sterren. Hij toonde aan dat er processen zijn waardoor waterstof in helium en andere zwaardere elementen kan worden omgezet.

Fred Whipple (1906-2004)

Whipple werd in 1945 benoemd tot hoogleraar sterrenkunde aan de universiteit van Harvard (V.S.) In 1955 werd hij directeur van de Smithsonian Astrofysische Sterrenwacht. Hij is het bekendst om zijn onderzoek aan kometen.

Mijlpaal:

Zijn theorie dat kometen ‘vuile sneeuwballen’ zijn, is bevestigd door ruimtesondes zoals de Giotto. Het is bijna zeker dat kometen ‘kliekjes’ zijn van de materie waaruit het zonnestelsel is ontstaan.

Arno Penzias (geb. 1933) en Robert Wilson (geb. 1936)

Penzias en Wilson zijn Amerikaanse wetenschappers. In 1978 kregen zij de Nobelprijs voor natuurkunde voor de ontdekking van de kosmische achtergrondstraling, een zwakke straling die is overgebleven na de oerknal.

Mijlpaal:

Door de kosmische achtergrondstraling heeft het heelal een gemiddelde temperatuur van ongeveer 3 graden boven het absolute nulpunt, ofwel – 270℃. Veel sterrenkundigen denken dat de energie van deze straling afkomstig is van de oerknal.

Supernova 1987A

In 1987 verscheen er een heldere supernova aan de zuidelijke sterrenhemel. Het was voor het eerst dat sterrenkundigen zo’n nabije supernova met moderne telescopen konden bestuderen.

Mijlpaal:

Tijdens de supernova-explosie ontstaan heel veel deeltjes en energie. Onderzoek heeft aangetoond dat alle scheikundige elementen zwaarder dan ijzer bij kernreacties tijdens zulke extreem hete explosies ontstaan.

Contact

STERRENWACHT MERCURIUS

De natuur reikt verder dan de toppen van de bomen

Volg ons

STERRENWACHT MERCURIUS

De natuur reikt verder dan de toppen van de bomen

Contact